De nieuwsbrief stond al klaar in al haar joligheid, toen vrijdagmiddag de orkaan over ons mooie dorp Leersum trok. De kinderen waren God zij dank thuis en ín huis, met elkaar, ik bevond me een dorp verderop, waar de zon rustig scheen. Toen onze zoon me belde dat er overal glas lag en dat de tuin was verwoest, dacht ik eerst dat hij een grapje maakte. Ze hadden twee heel angstige minuten meegemaakt. Samen met mijn vriendin (‘Dan ga ik mee’) spoedde ik me naar Leersum, waar het dorp al was afgezet. Auto’s lieten we staan, we zetten het op een lopen. Op de hoofdstraat lagen bomen op de straat en op huizen, hulpdiensten reden af en aan. Mensen met de handen voor hun mond. Hoe dichter we in onze buurt kwamen, hoe moeilijker het ging. Op de brede Lomboklaan, met bomen als zuilen en takken als grote, groene bogen, klauterden we over stammen heen, onder takken door. Bomen met kluiten van 5 bij 5 meter lagen overal. Onder een van hen lag een fiets: ‘Dat is mijn fiets’, zei een mevrouw met hond. ‘En mijn auto’, zei de meneer die naast haar stond. Hoe konden zij hier ongedeerd staan? Ik vroeg het me een tel af en daarna door naar de kinderen. Via de tuin en het huis van een buurvrouw hebben we ons een weg gebaand naar ons huis. De ravage was ongelooflijk. Zoon ging op zoek naar ouders en grootouders van vrienden: waren zij oke? Nieuws reist snel.
Overal verschenen hulpdiensten, overal mannen in pakken die informeerden of mensen oke waren, die bomen doorzaagden en de wegen vrij probeerden te maken. Gaslekken werden opgespoord. Gesprekken met buren, over verwoesting, over geluk, over de bomen op de daken, de blauwe lucht waar eens groene takken als slingers uit de hemel hingen. Sommigen overstuur omdat zij er door de krachten van de natuur van overtuigd waren dat hun laatste minuut geslagen had. We gingen binnen aan de slag om te dweilen en op te ruimen. Zelfs in mijn nachtkastje trof ik een doormidden gereten boomblaadje aan.

Dankbaarheid en verdriet
In eerste instantie was ik alleen maar blij en dankbaar dat iedereen in orde was, dankbaar voor alle hulp. Voor de buurman die al na een paar minuten in onze tuin had gestaan om te kijken of wij oke waren. Dat er zo weinig gewonden zijn, is voor mij een Godswonder. Maar op zaterdagochtend, wandelend door de straten met de hond, het bos is immers niet meer, voelde ik ook verdriet, over al die natuur die verwoest is, de bomen waar wij zo van houden, de vele vogels die hun nesten missen of er niet meer zijn. Nu de straten leeg waren, was pas goed te zien hoeveel gaten de orkaan had geslagen.
Daarna gingen we buiten ruimen, en kwamen familie en vrienden die de afzetting wisten te trotseren. De werkers arriveerden die de daken en ramen kwamen repareren. Allen konden zij niet geloven wat zij zagen. De situatie was zoveel meer ontluisterend dan wat zij op tv hadden gezien. Er werd met ongekende energie gezaagd, gesjouwd, schoongemaakt, gelachen. De bladeren van de ramen en muren geveegd. Aan het einde van de dag was de de tuin goed begaanbaar. En was ik nog meer doordrongen van het feit dat we ongelooflijk veel geluk hebben gehad. Het had zo anders kunnen aflopen. En dan alle hulp en de lieve berichten van bezorgde mensen. Van onze kinderen die van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat de benen uit hun lijf hebben gelopen. Net als de man, mét zweepslag. ’s Avonds hebben we met de aanwezigen en de buren geproost op de goede afloop. Toen viel op dat we nu opeens veel langer avondzon hebben in onze achtertuin.
Geef een reactie